Hmm het is in theorie wel gemakkelijk uit te leggen maar praktisch gezien heb je wss meer aan een voorbeeld.
Het is best dat je aanneemt dat je staven onder trek staan, als je dan negatieve waarden bekomt weet je dat het druk is. Zo ben je ook in orde met de conventie dat trek + is en druk -
Een voorbeeldje...ik zou men oplossing inscannen maar op dit uur...men ouders zouden nogal raar kijken dus ik zal het proberen zonder.
Staven onder trek betekent dat de krachten gericht zijn weg van de staven, of in de knooppuntenvergelijking is dit naar de staven toe.
Je weet uit de vergelijkingen voor het geheel dat Ax en Ay (Ax naar rechts, ay naar boven) dat Ax = -1000 N en Ay = -333 N
Je stelt de knooppuntenvergelijking op voor het punt A. Je moet dus de zin omkeren, dus:
1) Ax naar links, -1000 N
2) Ay naar onder, -333 N
3) Sab (staaf AB) naar boven toe, onder trek.
4) Sad (staaf AD) naar rechts toe, onder trek.
Je knooppuntenvergelijking wordt:
-Ax+Sad = 0
-Ay + Sab = 0
Invullen geeft:
-(-1000) + Sad = 0
-(-333) + Sab = 0
=> Sad = -1000, Sac op de staaf is dus 1000 (dus trek want +)
=> Sab = -333, Sab op de staaf is dus 333 (dus trek want +)
Voor punt B ga je ook zo te werk:
Sbc (staaf BC) naar rechts, onder trek
Sbd naar rechtsonder, onder een hoek van 45° met de horizontale.
Sab naar onder, naar AB toe, dus onder trek.
de kracht van 1000 N die aangrijpt in B zet je naar rechts met tegengesteld teken of naar links en je behoud het teken.
Projectie weer op x en y:
-Sab-Sbd*sin(45°) = 0
=> Sbd = 471 N, Sbd op de staaf BD geeft dan -471 N(druk)
Sbc + Sbd*cos(45°) - 1000 = 0
=> Sbc = 667 N, Sbc op de staaf BC geeft dan -667 N, dus druk
De waarden die je hier invult voor Sab zijn dezelfde als die je berekent hebt uit de knooppuntsvergelijking van A, niet degene die op de staven werken, dus -333 N.
Ik hoop dat je hiermee geholpen bent
EDIT: P.S: dit is algemeen geldig ja ;D